Vastgoed Martin Cnossen Opening Artikel

Economische ontwikkeling is de beste remedie om krimp tegen te gaan, meent Martin Cnossen, directeur van Stichting DBF en projectleider van het Kenniscentrum Herbestemming Noord-Nederland. Vastgoed gaat met Cnossen in gesprek over de passie voor een gebied, de koppeling tussen wonen en toerisme, de komst van vluchtelingen, snelle ICT-verbindingen en de rol die makelaars kunnen spelen in deze krimpregio’s.

Stichting Dorp Bedrijf Friesland (DBF) en Kenniscentrum Herbestemming Noord-Nederland zetten zich in om de leegstand in plattelandsgemeenten in Groningen, Friesland en Drenthe te remmen.  Economische ontwikkeling is de beste remedie om krimp tegen te gaan, meent Martin Cnossen, directeur van Stichting DBF en projectleider van het Kenniscentrum Herbestemming Noord-Nederland. Maar er is meer nodig. Een gesprek over de passie voor een gebied, de koppeling tussen wonen en toerisme, de komst van vluchtelingen, snelle ICT-verbindingen en de rol die makelaars kunnen spelen in deze krimpregio’s.

In zijn jonge jaren was hij al op zijn surfplank op de Friese meren te vinden. Hij groeide op in deze noordelijke provincie. Elke keer als hij nu vanuit de Randstad naar huis rijdt, bekruipt hem een gevoel van rust. Martin Cnossen noemt het leven in Friesland puur. Authentiek ook. Het is er heerlijk wonen. De directeur van Stichting DBF – een kenniscentrum dat zich inzet om de leefbaarheid en de economie van het platteland in Noord-Nederland te stimuleren – weet echter ook dat de regio uitdagingen kent. “De krimp zelf kun je niet keren.”

Eigenlijk is het een afscheidsinterview. Na veertien jaar verlaat u Stichting DBF. U heeft per april een nieuwe functie. Wat gaat u doen?

“Ik heb een opleiding in het toerisme gehad en toerisme heeft altijd al mijn primaire interesse. Ik ben per 1 april directeur van Merk Fryslân, de marketingorganisatie die ervoor moet zorgen dat Friesland op de kaart staat met thema’s als toerisme, wonen, werken en studeren. Wonen heeft daarbij nog geen zwaar accent, maar ik ga er zeker mee aan de slag.”

Waar zou u aan willen werken als het om wonen gaat?

“Ik probeer de koppeling te maken tussen toerisme en wonen én eventueel ook met werken en studeren. Hoe vaak heb je niet als je ergens op vakantie bent geweest dat je het gevoel hebt dat je er wel vaker zou willen zijn. Wat ook telt is dat het prijsverschil tussen het stedelijk gebied en het buitengebied steeds groter wordt. Je ziet het terug in recente cijfers van het CBS: meer mensen vertrekken uit de grote stad. Het wordt er te duur. Dit biedt kansen voor een gebied als Friesland. Via de Afsluitdijk ben je in iets meer dan een uur in Amsterdam. Mensen beseffen dat niet altijd.”

Nederland is een klein land en toch vinden veel mensen Friesland ver weg. Hoe kan die perceptie veranderen?

“Daar heb ik niet meteen een inhoudelijke campagne voor in mijn hoofd. Maar we moeten laten zien dat het fantastisch is om hier te wonen en dat ook nog eens voor een fractie van wat je in het westen betaalt.”

Wat doet de Stichting DBF om de leegloop tegen te gaan?

“DBF heeft als doelstelling de versterking van de economie en de leefbaarheid in Noord-Nederland. Wij zijn ruim 25 jaar geleden ontstaan op initiatief van de provincie Friesland. Die ontdekte dat er wel goede plannen leefden voor het landelijk gebied, maar dat het vaak ontbrak aan specifieke kennis om zo’n plan verder te brengen. We zijn een not-for-profit marktpartij en voeren processen uit op het gebied van leefbaarheid en economie. We zitten daarbij als een objectieve partij tussen de overheid, ondernemers en bewoners. En we zetten ze allemaal in de goede stand om het plan ten uitvoer te brengen. Een voorbeeld:
een startend ICT-bedrijfje heeft bedrijfsruimte nodig. In het dorp is dat niet te huur, dus besluit de eigenaar te vertrekken. Dit initiatief raak je dan kwijt in zo’n dorp. Wij proberen ervoor te zorgen dat dit soort bedrijven juist in de dorpen blijven. We worden zelfs de ‘corporatie voor het werken’ genoemd. Wat doen we dan? Er staan wel panden te koop, vaak nog met een andere bestemming. We zorgen dat deze ondernemer in zo’n pand terechtkan. Soms door het zelf te kopen. Zodra de ondernemer het pand wil en kan kopen, koopt hij het van ons terug. Wij zitten niet aan het bezit vast, helemaal niet. Maar in het begin is het vaak nodig dat we dit doen.”

De stichting bestaat al 25 jaar. Kunt u één of twee belangrijke successen noemen?

“Er zijn er vele op het gebied van toerisme en op het gebied van economie. In 2002 hebben we het toen net bestaande systeem van de fietsknooppunten naar Noord-Nederland gehaald om meer toeristen te trekken. Samen met de ANWB hebben we de standaard voor het systeem uitgedacht dat nu in heel Nederland staat. Als het om herbestemmen gaat, dan wil ik het voorbeeld geven van dorpscafé Wongema in Hornhuizen, boven Groningen. Het zag er even naar uit dat dit karakteristieke café in het centrum van het dorp tegen de vlakte zou gaan. De Amsterdamse grafisch ontwerper Erik Wong, die parttime in Hornhuizen woonde, viel voor deze plek en besloot het voor een halfjaar te huren om vervolgens een aantal studenten mee te nemen naar deze plek. Er ontstond in die week veel interactie in het dorp tussen de bewoners en de studenten. De studenten presenteerden een plan aan de bewoners. Dat was het begin en in deze context kun je zien dat er iets gedaan kan worden om de negatieve tendens in krimpgebieden tegen te gaan. Krimp zelf keer je niet, maar deze plek is wel op de kaart gezet door Erik Wong. En niet alleen die plek, de hele wijde omgeving. Hij organiseert daar allerlei activiteiten.”

U zegt: krimp is niet te keren. Is dat echt zo?

“Het is lastig om een lange-termijnbeweging als krimp met maatregelen tegen te gaan. In deze regio zien we dat de leegstand langzaam maar zeker aan het oplopen is. We zien in kleine dorpskernen dat winkels het lastig krijgen. Het verschilt heel erg per regio. Het belangrijkste probleem van krimp is de vergrijzing. Het ontbreekt op meerdere plekken aan perspectief voor jongeren om hier (terug) te komen. Wat wel kan helpen is de samenwerking tussen dorpen. Het ene dorp heeft een tennisbaan, het andere dorp de winkel of de school. Zo deel je voorzieningen en dat komt de cohesie ten goede. Samen houd je meer in stand.”

Zou de overheid met een soort van vestigingssubsidie moeten komen om mensen te stimuleren zich in een krimpgebied te vestigen?

“Ik zou voorstander zijn van een MKB-vestigingssubsidie. Ik zoek het in het perspectief van de werker. Mensen gaan altijd daar wonen waar werk is. Het is belangrijk dat we economische perspectieven voor ogen houden. Ik vind verder dat de overheid absoluut een rol zou moeten hebben en houden om ervoor te zorgen dat er goede initiatieven blijven plaatsvinden in deze regio. Wat we overal nodig hebben is een goede internetverbinding. Veel plekken krijgen glasvezel. Maar het heeft tijd nodig. Het is belangrijk om het overal voor elkaar te krijgen.”

Tijdens een congres afgelopen december hield u de toehoorders voor dat u en uw stichting naar meerdere wegen zoeken om mensen te interesseren om zich hier te vestigen. Ook statushouders, dus asielzoekers met een verblijfsvergunning …

“We zien in dorpen dat de toevoeging van kleine aantallen mensen al het verschil kan maken. Het zijn vaak jonge gezinnen die naar Nederland komen. Als je in een bepaalde regio  – in vier of vijf dorpen – tien gezinnen zou kunnen plaatsen, dan gaat het waarschijnlijk ook om dertig kinderen die daar bij horen. Dat is een half klaslokaal vol! Het zijn vaak mensen met een goed opleidingsniveau. Dit komt ook de economische dynamiek ten goede.”

Limburg staat ook te boek als krimpgebied, maar het gaat daar beter dan hier. Op  bepaalde plekken is daar zelfs weer sprake van krapte op de huizenmarkt.

“Ik heb dat niet helemaal scherp, maar puur gevoelsmatig denk ik dat er in Limburg sprake is van een andere regionale dynamiek. Als je vanuit Limburg vijftig kilometer verderop gaat, in welke richting dan ook, dan kom je in heel grote steden terecht. Net als hier is het belang van de landbouwsector minder geworden, maar er is daar wel meer werkgelegenheid voorhanden. En – dit is meteen een bruggetje naar mijn nieuwe baan – ze hebben er een heel goede campagne gehouden onder het motto Limburg, je zal er maar wonen …”

Is er een rol weggelegd voor makelaars om de krimp in de noordelijke provincies tegen te gaan en pakken ze die rol ook?

Dat is een moeilijke vraag. Als het gaat om herbestemmen dan is het belangrijk dat een makelaar die rol pakt. Als er een winkelpand, melkfabriek of boerderij leeg staat, moeten we vaak concluderen dat de oude functie van zo’n pand niet meer aan de orde is. We zien vervolgens dat een winkelpand jaren leeg staat met het bord te koop voor de deur. Makelaars zouden meer moeten meedenken. Het staat te koop en het staat op funda, dat is niet voldoende. We hebben in Drenthe een onderzoek gedaan naar de verkoop van monumentale panden, zowel woningen als bedrijfspanden. Onze conclusie is dat makelaars zich meer zouden moeten verdiepen in de mogelijkheden die herbestemming biedt. Bijvoorbeeld in subsidiemogelijkheden voor het energiezuiniger maken van deze panden. Of over subsidiemogelijkheden voor onderhoud.”

Vraagt het andere vaardigheden van een makelaar als hij of zij actief is in de krimpregio in plaats van bijvoorbeeld de Randstad?

“Makelaars zijn vaak te pandgericht. Ze kunnen als het gaat om herbestemmen of doorbestemmen beter meer naar de omgeving kijken. Zich afvragen wat de kansen en mogelijkheden zijn.” 

CV

Martin Cnossen
1968:  geboren in Boskoop
1986:  HAVO Sneek RSG
1989:  MMO-C Sneek WG Baarda 
1991-1995: Stenden University Leeuwarden, leisure management

1996-2000: Projectleider Bureau Vandertuuk Onderzoek, beleidsadvisering en projectbegeleiding toeristische sector (nu onderdeel Grontmij)
2000-2001: Hoofd Commerciële Zaken en Communicatie Hortus Haren
2002-2016 Directeur Stichting DBF
2015/2016 Projectleider Kenniscentrum Herbestemming Noord-Nederland

Beeld: Maurits Giessen